1941 – 1950

Te groot en te snel 

In 1941 wordt het klokluiden verboden. In dat jaar wordt ook een omgekomen Poolse piloot, in de notulen aangeduid als ‘vlieger’, ter aarde besteld.

In 1942 wordt er een zitbank van het kerkhof gestolen, waarschijnlijk opgestookt, wegens brandstofgebrek. 4 bestuursleden en 1 drager zijn in 1943 30 jaar in dienst van de vereniging. In totaal zijn er dan 539 lijken bediend. Noodgedwongen moet de vereniging de leden van De Gilde overnemen. Dat gebeurt op aandrang van de toenmalige (Duitse) overheid.

Zeer ontstemd is het bestuur in 1945 over de uitvoerder, die op eigen houtje personeel ontslaat en aanneemt.
De lonen zijn dan als volgt: uitvoerder: ƒ 14,75, dragers: ƒ 4,50, afleggers: ƒ 5,50, koetsier: ƒ 6,75, paard ƒ 5,50. En kwitanties bezorgen: 13 cent per lid.

Wegens blokkering van het geld*, kan de penningmeester niet genoeg geld loskrijgen, zodat de uitgaven niet steeds op tijd kunnen worden betaald. Ook wil de vereniging geen contributie meer afdragen aan de vakgroep, omdat dit een Duitse instelling is. In december 1945 bedraagt het kasgeld ƒ 3222,05.

De gezamenlijke aannemers zijn in 1946 zeer ontstemd over de uitvoerder. Die oefent dwang uit bij een familie van een overledene, om bij een bepaalde leverancier de kist te bestellen. De afspraak is dat de aannemers bij toerbeurt een kist leveren. De uitvoerder belooft beterschap.

Na 35 jaar als secretaris in dienst van de vereniging te hebben gestaan, vertrekt de heer T. Witkop, evenals de heer H. Duursema. Beiden zijn oprichters van de vereniging.

De vereniging wordt in 1946 ook lid van de pas opgerichte Bond van Begrafenisverenigingen. Een voormalig lid van De Gilde wordt bestuurslid in 1947.

Een drager heeft een hoed overgenomen van een andere drager. Bij een begrafenis zakt de hoed hem over het hoofd. De hoed is een paar maten te groot.

In 1948 komen er klachten dat de lijkauto’s te snel rijden. In een gesprek met de vervoerder, blijkt dat hij twee tarieven hanteert. Een snelle rit kost ƒ 10,– en een langzame rit ƒ14,–. Dan wordt besloten om in het vervolg voor een langzame rit te kiezen.

*Noten
Kort na de oorlog werd de geldzuivering doorgevoerd door minister P. Lieftinck. Hij was aanvankelijk lid van de Christelijke Historische Unie, maar sloot in 1946 aan bij de PvdA. In1945 was er veel te veel geld in omloop, terwijl er aan bijna alles gebrek was. Hij sprak de legendarische woorden: “Nederland lijkt op een leeg gekochte winkel met een overvolle geldlade”. Hij zorgde in 1945 voor de nodige geldsanering. Alle in omloop zijnde bankbiljetten werden ongeldig verklaard en moesten ingeleverd worden. De zwarthandelaren konden op deze wijze hun grote winsten niet langer geheim houden, of zij bleven met waardeloze bakbiljetten zitten. Al het ingeleverde bankpapier werd voorlopig op een geblokkeerde rekening geplaatst. Iedere Nederlander kreeg de eerst week ƒ 10,– om van te leven. Er was veel zgn. zwart geld in omloop. Het andere geld werd geblokkeerd, maar later vrijgegeven.

1931 - 1940Terug naar Historie1951 - 1960